zaterdag 10 oktober 2015

‘Kantelmomenten in de kunst’ Over het werk van Eric de Nie’


Bergen, oktober 2015

Op 4 oktober jongstleden heb ik op uitnodiging van Hanneke Schlesser een voordracht gehouden bij de opening van de nieuwe expositie van Eric de Nie bij www.schlessart.nl in Bergen. Hoewel ik mijn voordrachten nooit uitschrijf, maar altijd ter plekke afstem op publiek, zaal, sfeer en stemming, werd ik na afloop gevraagd of ik het toch niet op papier kon zetten. De voordracht zelf was een improvisatie, en dus een eenmalig evenement, dat niet meer woordelijk valt te achterhalen, maar op grond van mijn aantekeningen heb ik hieronder de belangrijkste thema’s van mijn verhaal beschreven.



Als er iets is dat het werk van Eric, geboren in 1944 in Leiden, gestudeerd aan de Gerrit Rietveld Academie en docent geweest bij o.a. de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en bij de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, kenmerkt, dan is het wel verandering. Van een bijna fotografisch realisme in de begintijd, zoals bijvoorbeeld het bijzondere, van bovenaf geschilderde doek ‘De drie gratiën’  tot een meer lyrische schilderkunst eind jaren tachtig en de meer recente ‘abstracte’ doeken vol lijnen, vlakken en rasters.

Abstract, jazeker, maar de vraag is of je daar ook iets zinnigs mee beweert, want het gaat bij schilderkunst niet zozeer om het onderscheid tussen figuratief of abstract, zoals Rothko ooit beweerde, maar om de vraag of het doek wel of niet tot leven is gekomen en ook in leven blijft, zelfs als de schilder zich er alweer van heeft afgewend om aan een nieuw doek te beginnen. Het gaat erom of er leven in het schilderij is geblazen, of het met andere woorden geïnspireerd of bezield tot stand is gekomen. Want dat is immers de letterlijke betekenis van inspiratie: leven inblazen, iets tot leven wekken. Maar wat betekent dat nu precies? Wanneer is een schilderij wel of niet bezield tot stand gekomen?

Laten we voor een mogelijk antwoord op die vraag even terugkeren naar de antieke Griekse wijsgeren die, in tegenstelling tot veel huidige filosofen, nog niet schroomden om over zaken als ziel of bezieling te schrijven. Behalve tot leven wekken, kun je bezieling volgens Pythagoras ook omschrijven als ‘de harmoniserende beweging die tegengestelde polen opnieuw met elkaar in evenwicht brengt.’ Geen eenvoudige definitie, maar wel een die naar mijn idee bij uitstek van toepassing is op het werk van Eric de Nie. Want hoe komen deze schilderijen tot stand?

Meestal brengt De Nie eerst een grondtoon op het doek aan, waarna hij met spuitfles of kwast de verf van boven naar beneden op het doek laat glijden, om vervolgens deze vrije loop van de stroomlijnen op het door hem bepaalde juiste ogenblik te onderbreken door het doek met een kwartslag of halve slag te kantelen. De druipende verflijnen worden door de zwaartekracht naar beneden getrokken en schilderen als het ware zichzelf, maar het is de schilder die dit proces op een door hem intuïtief aangevoeld ‘kantelmoment’ onderbreekt door het doek te draaien, waarna de zwaartekracht opnieuw zijn invloed mag laten gelden. Zo ontstaat er langzamerhand een zeer gelaagd beeld, met een opeenstapeling van horizontale en/of verticale lijnen, die de illusie scheppen ‘van een ritmisch golvend oppervlak’, zoals Han Steenbruggen dat in Sequenza verwoordt. ‘De dichte opeenvolging van verflijnen wekt de indruk van uiterst beweeglijke structuren… de lijnen lijken te trillen en te dansen volgens ritmen van kleur’.  De lijnen leven, kortom, ze zijn bezield met ritme, met beweging en behouden ook vastgelegd op het doek hun vrij stromende karakter, dat verre van statisch of gefixeerd is, maar eerder aan muziek, aan ritmische melodieën doet denken.


De Morton Feldman sessie
‘Panta rei’, schreef Heraclitus ooit, alles stroomt, en dit stromen staat gelijk aan de tijd. Maar hoe kunnen we dit stromen en het door de schilder geregisseerde kantelmoment nu in verband brengen met de ‘harmoniserende beweging’ van de ziel die ‘tegengestelde polen opnieuw met elkaar in evenwicht brengt.’ De ziel blaast leven in, en we zagen al dat de lijnen op de schilderijen van De Nie inderdaad nog lijken te leven, maar dat is nog niet het hele verhaal. Want om welke tegenstellingen gaat het hier eigenlijk?

‘Het werk van Eric de Nie beweegt zich op de grens van tegenstellingen’, schrijft Renée Borgonjen in Linea Recta (p.3). ‘Horizontaal en verticaal. Abstractie en figuratie. Formeel en informeel. Ondergrond en verf. Deze schijnbare tegenstellingen of paradoxen gedragen zich als de ketting en inslag van het weven en worden verwerkt tot een hecht geheel’. Jazeker, en ook tot een nieuwe spanningsboog binnen de tegenstellingen, zou ik daaraan willen toevoegen, een nieuw equilibrium tussen de polen van deze opposities, tussen vrijelijk stromen van de verf en de tijd en een welbewust gekozen kantelmoment, ofwel tussen wat de oude Grieken ook wel omschreven als het verschil tussen de lineaire, horizontale as van de tijd van Chronos en de verticale as van ‘het juiste ogenblik’ van Kairos.

Kairos was in de oudheid niet alleen het andere maar ook het ware gezicht van de tijd en volgens Plato zelfs ‘het beste wat de mens kan overkomen’, omdat deze jonge, gevleugelde god voor een interval of intermezzo binnen het strenge en monotone tijdsregime van zijn opa, Chronos kon zorgen. Tijdens dat intermezzo ervaart de mens de tijd niet langer als een chronologische lijn, maar worden verleden, heden en toekomst samengebald tot een dynamische, vanuit de eigen ervaring omhoog stuwende tijd, die voor verandering en nieuwe inzichten kan zorgen. Kairos betekende vanaf de oudheid tot aan Erasmus, de ‘tussentijd’ waarin we terecht komen als we pas op de plaats maken, rust nemen, onze aandacht focussen of ons ergens heel goed op concentreren. Waar Chronos staat voor de universele, statische en kwantitatieve tijd, die noodzakelijk is om tijd in een lineair verband te plaatsen, betekent Kairos het subjectieve, dynamische en kwalitatieve moment, dat rekenschap geeft van de specifieke en immer veranderende omstandigheden en juist daarom tot de geboorte van iets nieuws kan leiden.

U begrijpt het waarschijnlijk al, het kantelmoment van Eric de Nie, het moment waarop hij intuïtief bepaalt wanneer hij een doek gaat draaien en de vrije loop van de lijnen onderbreekt om er vervolgens een andere wending aan te geven is naar mijn idee een Kairotisch ogenblik bij uitstek. Dat betekent dat deze doeken ons herinneren aan het dubbele gezicht van de tijd – Chronos en Kairos – en deze als het ware steeds opnieuw in (be)weging brengen, teneinde het juiste evenwicht tussen beiden te kunnen bepalen. Niet voor niets heeft Kairos op alle afbeeldingen sinds de oudheid een weegschaal in handen, terwijl opa Chronos altijd en eeuwig met de zandloper in zijn ene hand en de zeis, als teken van de vergankelijkheid, in de andere staat afgebeeld. Kairos staat ook letterlijk voor keerpunt, voor ommekeer, voor verandering van koers, en is dat niet precies wat we De Nie zien doen, als hij het stromen van de verflijnen op zeker moment onderbreekt, op het ‘juiste moment’ intervenieert om de richting van de bewegende lijnen een andere kant op te dirigeren?

Hoe het uitvalt, blijft voor een deel toeval,’ schrijft Renée Borgonjen. ‘De kunstenaar heeft greep op het proces maar hij laat zich er eveneens door verrassen.” (Linea Recta) En ook dat is Kairotisch. Het gaat niet om een berekende, van tevoren geplande of anderszins gemanipuleerde interventie; het juiste moment laat zich alleen intuïtief  en onverwacht bij zijn haarlok grijpen, maar je moet er wel goed op voorbereid zijn en er de juiste aandacht en concentratie voor opbrengen. Maar als het lukt, dan treedt op dat moment het proces van bezieling in werking, wordt er nieuw leven geblazen in vastgeroeste tegenstellingen, waaruit een nieuwe dynamiek, een nieuwe lichtval, een nieuw inzicht ontstaat. ‘Ik wil zo schilderen’, zegt De Nie, ‘dat de dingen voortdurend bezig zijn te ontstaan.’

Zorg dragen voor de ziel werd door de oude Griekse filosofen overigens als de belangrijkste taak van de mens gezien, vandaar dat zij het Kairos ogenblik ook zo hoog in het vaandel droegen. Kunst, muziek en literatuur, maar ook wandelen, mediteren of dagdromen voeren je als het ware het juiste interval, de tussentijd van Kairos binnen, waarbinnen die ‘harmoniserende beweging’ plaats kan vinden en de mens feitelijk pas mens kan worden, een wezen in wording kan zijn in plaats van een voltooid feit.

De Franse filosofe Simone Weil spreekt ook wel over het bouwen van een architectuur in de ziel, die voortdurend ontwikkeld moet worden, zelfs letterlijk tot een geometrische figuur moet worden omgesmeed die het evenwicht tussen de horizontale as van de noodzakelijkheid en de verticale as van de vrijheid en de gratie herstelt. ‘La pesanteur et la grace’ heeft zij die twee assen genoemd, zwaartekracht en gratie, waarbinnen de mens voortdurend een nieuw evenwicht moet zien te bereiken. De zwaartekracht staat voor de onontkoombare natuurwetten, die heel het fysiologische bestaan beheersen, en waaraan ook voor de mens niet te ontsnappen valt. Maar de verticale as staat voor de vrijheid, voor de verbeelding, voor de reflectie en aandacht, die alleen de mens gegeven is en waaraan hij of zij zich kan wijden als aan de primaire en noodzakelijke levensbehoeften is voldaan. Zwaartekracht en gratie, Chronos en Kairos, tegenstellingen die het menselijke bestaan tot in de kern bepalen, en waaraan de schilderijen van Eric de Nie ons steeds opnieuw herinneren.

Bezielde kunst, of deze nu figuratief of abstract is, zet ons niet vast op een van beide polen, pepert ons geen tot cliché gestolde waarheid of idee fixe in, maar zet de boel in beweging, zodat we zelf ook onze vast ingenomen positie verlaten en een beetje aan het zwerven slaan. Pas dan raken we zelf ook bezield of geïnspireerd om eens een ander pad te bewandelen, de koers bij te stellen, tot verandering te komen. Kunst, of het nu beeldende kunst, poëzie of muziek is, is daarom geen ‘linkse hobby’, zoals sommige politici menen, maar voedsel voor de ziel, want datgene wat onze verbeeldingskracht, onze vrijheid, onze ‘gratie’ in leven houdt.



Holland Boogie Woogie

Ten slotte. De ritmische, bezielde doeken van Eric de Nie voeren je een andere muziek van de tijd binnen. Hier slaat geen monotone klok op statische wijze de minuten voorbij, maar wordt de tijd eerst aan het stromen gebracht om er vervolgens een intuïtieve interventie op te plegen. Stroom en kantelpunt geven een muzikale dynamiek aan de schilderijen, en je kunt bijna horen dat De Nie zich graag door muziek laat inspireren. Zo voerde hij meerdere live schilder performances op de muziek van Simeon Ten Holt en Morton Feldman uit, en zet hij voor het schilderen altijd eerst muziek op. Jazz, of muziek van Ligeti, Scelsi of Gérard Grisey. Ten Holt schreef ooit dat hij bij het componeren een ‘geheim verbond met de tijd sloot’. Zo ook Eric de Nie. Als je voor zijn schilderijen staat kun je dat geheime, muzikale verbond met de tijd bijna horen.

Vlak voordat ik dit praatje op de opening ging houden, zocht ik op YouTube nog even naar het muziekstuk ‘Partiels’ van Gérard Grisey, dat ik nog niet kende. Op het filmpje verscheen ook de partituur van Partiels, bestaande uit louter horizontale en verticale lijnen. Toen ik mijn ogen wat ,meer dichtkneep, meende ik een doek van Eric de Nie voor me te zien en schoten mij de woorden van de Tao te binnen: ‘Verzet je niet tegen de stroom, maar stuur op het juiste moment bij’. Ik besloot dat dat dan maar de leidraad voor mijn verhaal zou worden.
















Geen opmerkingen:

Een reactie posten